De feline immunodeficiëntie virus infectie is voor het eerst in 1986 in de USA ontdekt.
De verminderde afweer wordt door een rechtstreekse aantasting van lymfocyten veroorzaakt.
Sinds het virus in Amerika is gevonden werd ontdekt dat het over de hele wereld verspreid is en al veel langer voorkomt dan pas sinds 1986.
In europa zijn 1-15% van de katten FIV positief en men verwacht niet dat dit veel meer zullen worden.
Het komt erg weinig voor bij katten die binnen gehouden worden en bij hele tamme dieren die weinig vechten.
De infectie wordt immers voornamelijk via bijtwonden overgedragen.
Dit is ook de reden dat 4x meer katers dan poezen geïnfecteerd zijn.
De meeste zieke dieren zijn 6 jaar een ouder.
Dit is een duidelijke tegenstelling met het leukosevirus waar voornamelijk jonge dieren ziek worden.
Een kat die eenmaal besmet is blijft levenslang virusdrager en weefsels en lichaamsvloeistoffen zijn dus besmettelijk voor andere katten.
Het ziektebeeld lijkt sterk op dat van Aids bij de mens.
Katten, die voor het eerst besmet worden krijgen 4-6 weken later koorts en opgezette lymfeklieren.
De koorts blijft enkele dagen en de lymfeklieren kunnen enkele maanden vergroot blijven.
De meeste katten herstellen na enkele dagen.
Eventuele bacteriële infecties van huis en darm herstellen goed na behandeling met antibiotica.
De dieren genezen maar het virus blijft in het bloed en speeksel aanwezig.
Na geruime tijd, het is niet bekend hoelang, beginnen de dieren te kwakkelen.
Ze krijgen alle mogelijke vage ziekteverschijnselen.
Ze eten slecht, zijn sloom en hebben regelmatig koorts.
Vaak hebben ze ontstekingen van het mondslijmvlies.
Het kan maanden tot jaren duren totdat de dieren chronische steeds erger wordende infecties van ademhalingswegen en maagdarmkanaal krijgen.
Soms zijn ook de huid en urinewegen aangetast.
Ook kunnen dieren nu tumoren krijgen en nerveuze aandoeningen.
Al deze aandoeningen zijn te behandelen en de dieren herstellen vaak ook, maar alleen om korte tijd later weer ziek te worden.
Als de dieren deze fasen overleven dan komen ze in de laatste fase waar ze niet meer reageren op een behandeling en uiteindelijk aan allerlei secundaire infecties op verschillende plaatsen in het lichaam overlijden.
Diagnose:
Op grond van de ziekteverschijnselen kan men FIV vermoeden maar onderscheid met FIP en FeLV is erg moeilijk.
Er bestaan speciale bloedtesten waarmee in een laboratorium antistoffen tegen het FIV-virus aangetoond kunnen worden en dit betekent dat ook het virus aanwezig is.
Soms zijn er geen antistoffen terwijl het virus toch aanwezig is en daarom wordt vaak ook nog geprobeerd het virus aan te tonen.
Behandeling en bestrijding:
FIV-positieve katten moeten zo gehuisvest worden dat ze andere katten niet kunnen besmetten.
Ze mogen dus geen rechtstreeks contact met andere katten hebben.
Bij zieke dieren worden de symptomen behandeld.
Dit wordt wel steeds moeilijker naarmate het afweersysteem steeds meer aangetast wordt.
Net als bij de mens bestaat nog geen mogelijkheid om te enten.
Er is geen enkel verband tussen het HIV-virus en het FIV-virus.
De virussen zijn heel verschillende en sterk dierspecifiek.
Mensen maken er niet antistoffen tegen, ook al zijn ze jarenlang in heel nauw contact geweest met FIV-positieve katten.